Daniël Noteboom (1910 – 1932)

Daniël Noteboom werd geboren op 26 februari 1910, te Noordwijk. Hij leerde het schaakspel als 12-jarige in de 2e klas van de HBS. Op 14-jarige leeftijd won hij te Noordwijk in een schaakwedstrijd de eerste prijs, bestaande uit een schaakbord en -stukken, die hem altijd, tot zelfs in het buitenland, vergezelden.
Als vijftienjarige jongen werd hij in 1925, na bemiddeling van de toenmalige secretaris van het Leidsch Schaak Genootschap (LSG), toegelaten als lid. Schaken bij LSG was, zoals bij de meeste schaakclubs in die tijd, slechts voorbehouden aan wat oudere, maatschappelijk geslaagde heren.
De gevestigde schaakclub LSG zag haar aanvankelijke terughoudendheid om een jeugdlid in de gelederen op te nemen niet bevestigd door een gebrek aan schaakkracht bij de nieuwkomer. Integendeel, al in de onderlinge competitie van 1926/1927 eindigt Daniël Noteboom op een gedeelde eerste plaats in de winterwedstrijd. Ook in 1927/1928 (alleen eerste) en 1928/1929 (gedeeld eerste) bewijst hij zijn toenemende schaakkracht. Ook buiten LSG beginnen er succesjes te komen. In een aantal districtswedstrijden eindigt hij vooraan. De eerste buitenlandse toernooien, Tenby en Hastings in Engeland, brengen eveneens behoorlijke resultaten. In Nederland blijven zijn prestaties achter bij die in Engeland. Geen enkele maal wordt een plaats in het nationale kampioenschap veroverd. De beste prestaties verricht hij in kleinere toernooitjes.
In 1929 gaat Noteboom van LSG naar de in de hoogste klasse vertoevende Nieuwe Rotterdamse Schaakvereniging (NRSV). Aan het vierde bord, achter Landau en de latere voorzitter van de Nederlandse Schaakbond mr. Oskam. Met Landau heeft Noteboom heel wat robbertjes uitgevochten. Drie matches werden georganiseerd, waarvan de eerste onbeslist eindigde en beiden één wonnen. De resultaten bleven komen: redelijke scores in toernooien in Ramsgate, Nice en Scarborough, waar tegenover alleen een licht tegenvallend toernooi in Hastings stond.


Bestond er in het buitenland al waardering voor zijn successen, nationaal kwam er pas enige erkenning in 1930. In verband met een reis naar Nederlands-Indië kan Euwe niet deelnemen aan het landentoernooi van Hamburg in 1930. Met Euwe, Weenink, Landau en van den Bosch zou Nederland een team hebben bezeten dat stellig een belangrijke rol had kunnen spelen, maar nu valt de kopman uit en een speler van het formaat van het andere drietal is er niet. Wat nu?
Dan herinnert men zich kennelijk toch Daniël Noteboom, die op het laatste moment een

[…] telegrafische uitnodiging van den Nederlandse Schaak Bond bereikte, toen hij logeerde bij een professor uit Kairo, dezen op het moeilijke pad van het schaken wegwijs hielp […]

aldus zijn vader in het Daniël Noteboom gedenkboek. Noteboom accepteerde de uitnodiging natuurlijk graag en daarmee was het Nederlandse team compleet. Het werd een daverend succes. Een score van 11,5 uit 15 (één nederlaag) met tegenstanders zoals internationaal al doorgebroken spelers als Flohr, Takacs, Richter en Stolz, bracht nu ook nationaal de verdiende erkenning.


Euwe heeft dit natuurtalent korte tijd van dichtbij kunnen meemaken en hij is niet karig in zijn lofuitingen. Als het meest kenmerkende en nieuwe van Notebooms stijl noemt Euwe zijn laveerkunst. Vanuit een hardnekkige verdediging, maar ook via onverzettelijke aanvallen moest de tegenstander tot overgave worden gedwongen. Dit is duidelijk een kenmerk van die tijd: de roerige twintiger jaren met de opkomst van de hypermoderne als Nimzowitsch, Tartakower. Noteboom moet die ontwikkelingen van nature hebben aangevoeld. Over Notebooms karakter vinden we in het jubileumboek “50 Jaar LSG” een kleurrijke beschrijving:

Geduld, doorzettingsvermogen, gevoel voor het kleine en voor het verband, keuze van het goede ogenblik, durf, combinatievermogen en wat al niet meer.


Na 1930 bleef zijn groei als schaakspeler zich voortzetten, tot dit door zijn plotselinge overlijden aan een longontsteking en bronchitis in Londen, op 12 januari 1932, abrupt werd afgebroken. Zo bleef Daniël Noteboom als schaker een belofte, die door de nationale en internationale kenners gezien werd als een zeer talentvol speler, voorbestemd om in het internationale schaak een belangrijke rol te gaan spelen. Een speler met een groot gevoel voor de laveerkunst, met een groot geduld en doorzettingsvermogen, die tevens heel goed aanvoelde wanneer het juiste moment was aangebroken en dan volop scherpte, verbeeldingskracht en combinatievermogen in zijn spel wist te leggen. Tot welke hoogte had hij kunnen stijgen ? Het was hem niet vergund ons dat te laten zien.
Naar aanleiding van het overlijden van Noteboom werd Euwe gevraagd een gedenkboek over het wonderkind samen te stellen. Aldus geschiedde en de verkoop van het boek was zodanig dat er wat geld overbleef. Met dit geld is in 1936 het eerste Daniël Noteboomtoernooi gehouden welke tot op heden nog ieder jaar door LSG wordt georganiseerd.


Uit een speciale uitgave van “LSG-Nieuws” die aan Daniël Noteboom gewijd werd, nemen we het volgende artikel over:

Daniël Noteboom van nabij door W.H. Bosscha

Daniël is geboren in 1910 en woonde in zijn jeugdjaren in Noordwijk. Van jongs af aan trok het schaakspel hem erg aan en de plaats zijner inwoning bood hem te weinig mogelijkheden zich in dit spel te bekwamen. Toen hij vijftien jaar was, kwam hij bij mijn vader, die bestuurslid van het Leidsch Schaakgenootschap was, vragen of hij ook lid kon worden. Hij ging toen op de middelbare school en liep nog in de korte broek rond.
Nu was het Leidsch Schaakgenootshap in die jaren een zeer stijlvol en ietwat plechtstatig geheel. Enkele professoren, vele afgestudeerden van universiteiten of in het bedrijfsleven waren lid. Ook de prachtige bovenzaal van het bekende restaurant “In Den Vergulde Turk” droeg bij aan de sfeer van voornaamheid, met zijn dikke tapijten en vele spiegels. Was iemand ook maar een ogenblik wat aan de luidruchtige kant, dan werden van veel kanten vernietigende blikken op de bedrijver gericht en mocht dat onverhoopt geen effect sorteren dan klonk een fors “stilte heren!” door de zaal.
De lezer kan zich dan ook wel voorstellen, dat het voordragen van een vijftienjarige als lid een nogal hachelijke onderneming was. Nu droeg mijn vader mij te zelfder tijd als lid voor. Ook ik was nog op de middelbare school, maar was twee jaar ouder dan Daniël en de korte broek reeds ontwassen. Men wilde mij wel toelaten, naar ik vermoed ook in verband met het vele werk dat mijn vader voor de club verzette en zag toen gelukkig wel in, dat men dan ook Noteboom moeilijk kon weigeren. Daniël kwam in die tijd regelmatig bij ons aan huis en er werd menig partijtje gespeeld.
Hij was een stille, in zichzelf gekeerde, sympathieke jongen, wiens speelsterkte reeds een behoorlijk niveau had bereikt. Al spoedig vond die speelsterkte ook in het Schaakgenootschap erkenning, al viel het sommige leden wel moeilijk te erkennen, dat hij hun te vlug af was. Daarbij kwam, dat Daniël aanvankelijk nog wel eens wilde aantonen waar zij beter hadden kunnen spelen. Later zag hij wel in, dat hij dat beter niet kon doen.
Noteboom had inmiddels de middelbare school doorlopen en ging wiskunde studeren aan de universiteit m Leiden. Doch het schaken bleef zijn grote voorliefde behouden, zozeer, dat hij zijn studie min of meer verwaarloosde. In 1929 verliet hij het Leidsch Schaakgenootschap en zocht zijn heil in de grote schaakcentra in ons land en het buitenland. Aangezien hij toen, voor wat zijn inkomsten betrof, van het schaakspel afhankelijk was, specialiseerde hij zich in het spelen van vluggertjes en ook in het blindspel.


Telkens als hij van zijn buitenlandse reizen terugkwam vergat hij niet ons te komen
opzoeken en vaak speelden wij dan nog wel eens een partijtje of vluggertje met hem. Maar duidelijk was hij toen al te sterk voor ons. Daarom gingen wij vaak op bridge over, een spel dat hij ook graag speelde.
In 1932 was hij in het buitenland, te Londen. Daar vatte hij kou en heeft er vermoedelijk te lang mee rondgelopen. Met longontsteking werd hij in een Londens ziekenhuis opgenomen, waar hij kort daarna op bijna 22-jarige leeftijd overleed. Ware hij in leven gebleven, dan zou hij ongetwijfeld een der schaakgroten op aarde zijn geworden.


Bronnen:

  • Jubileum uitgave “De dolle Toren” 60 jaar Daniël Noteboom
  • M. Euwe: Aan de nagedachtenis van Daniël Noteboom jr. (1932)
  • LSG-Nieuws Jrg. 13 (1975), nr. 6
  • 100 Jaar LSG (1995)
  • Het schaakleven in de jaren dertig. Uit: Schaakbulletin 137, 138, 140 (1979)