Wibo’s column: Correspondentieschaak

De jongere generatie zal denken: wat is dat correspondentieschaken? De oudere spelers zullen zich afvragen: bestaat dat nog steeds? Bij correspondentieschaken sturen de spelers elkaar de zetten toe. Vroeger ging dat via de post, telex, fax of andere manieren van corresponderen. Creatieve schakers gebruikte zelfs bankafschriften waarbij ze een klein bedrag overmaakten onder vermelding van de zet. Voor het doorgeven van de zetten waren speciale postkaarten beschikbaar en voor de tijdcontrole werd het poststempel (met datum) gebruikt. Dit was tot 25 jaren geleden nog de gewone gang van zaken, tegenwoordig gaat het via email of webserver. De notatie van de zetten in correspondentieschaak wijkt af de gewone notatie. De kolommen worden niet met letter aangeduid maar genummerd van 1 t/m 8. Veld A1 is dan 11 en H8 krijgt nummer 88.

Correspondentieschaken heeft een lange en rijke historie. Het is onduidelijk wanneer voor het eerst schaakpartijen via correspondentie zijn gespeeld, sommige beweren dat al voor 1200 zetten werden overgebracht via een koerier. De oudste Nederlandse partij waarvan de zetten bekend zijn dateert uit 1804. In het begin van de 18e eeuw zijn ook correspondentieschaak partijen gespeeld tussen schaakverenigingen zoals Edinburgh vs London en Amsterdam vs Rotterdam. In 1928 wordt de eerste internationale bond opgericht die later zou overgaan in de huidige ICCF (International Correspondence Chess Federation). In 1966 is een Nederlandse bond opgericht, NBC (Nederlandse Bond van Correspondentieschakers) die is aangesloten bij de KNSB en de ICCF.

Bij correspondentie is het gebruik van hulpmaterialen toegestaan. In het verleden waren dat vooral boeken en tijdschriften. Tegenwoordig zijn partijen en analyses vanuit de hele wereld via de computer terug te vinden en kunnen schaakprogramma’s gebruikt worden die veel sterker zijn dan de beste schakers. Toch is de menselijke factor blijkbaar nog steeds van belang want er worden nog steeds wedstrijden georganiseerd en ook NK en WK toernooien. Nederland heeft altijd veel sterke correspondentieschakers gehad die meespelen in de wereldtop. Vijf keer is een Nederlander wereldkampioen geweest. GMc Gert Timmerman was in 2001 onze eerste wereldkampioen, GMc Joop van Oosterom werd twee keer tot wereldkampioen gekroond (2005 en 2007) en GMc Ron Langeveld was ook twee keer de beste van de wereld (2012 en 2022). Het niveau van de partijen is bij correspondentieschaken uiteraard heel hoog. Ze worden regelmatig in boeken over openingen vermeld en (groot)meesters volgen die partijen ook. Al het nieuws over correspondentieschaken is te volgen via de uitstekende website van de NBC (https://correspondentieschaken.nl). Daar zijn ook alle nieuwsbrieven (“Schaakschakeringen”) vanaf de oprichting tot het heden terug te vinden in het archief.

Ik kwam in 1988 in aanraking met het correspondentieschaken. Bij mijn toenmalige schaakvereniging, Utile Dulci uit Roelofarendsveen, waren drie leden ook actief in het correspondentieschaken. Vanuit het NBC werd een Nederlands kampioenschap georganiseerd voor clubteams bestaande uit vier spelers. Ik werd door de anderen gevraagd om achter het vierde bord “plaats te nemen”. In totaal deden 25 verenigingen mee aan dit NK en wij werden ingedeeld in poule D. Bijna twee jaar later (!) waren alle partijen gespeeld en bleek dat we de poule gewonnen hadden en doorgingen naar de finale. In de finale van het NK deden zes verenigingen mee en Utile Dulci eindigde op de vierde plaats. Ik was tevreden over de door mij gespeelde partijen en de scores: in de voorronde 3 uit 4 en in de finale 3 uit 5. Ik was het meeste tevreden over mijn overwinning tegen Ruben Hilhorst. Hij kwam uit voor SV Huizen, die ongeslagen Nederlands kampioen werden, en Ruben won zijn overige vier partijen. Ik heb de partij na afloop samen met mijn tegenstander (via brieven) geanalyseerd. Onlangs heb ik de partij nagespeeld met Stockfish 16 en het bleek (gelukkig) een goede partij te zijn. Deze keer geen partij van de grootmeesters, maar van amateurs. Ik wil niet pretenderen dat het een grootmeesterlijke partij is, maar wel de beste die ik ooit gespeeld heb en die wil ik graag met jullie delen.

Wibo van Scheppingen (Utile Dulci) – Ruben Hilhorst (SV Huizen)
Nederlands kampioenschap correspondentieschaak voor clubteams, finale, bord 4, 1990
Analyse door beide spelers (in 1991) en Stockfish 16 (in 2023)

  1. Pg1-f3 [+0.04] Pg8-f6 [+0.13]
  2. c2-c4 [+0.04] e7-e6 [+0.22]
  3. g2-g3 [+0.07] d7-d5 [+0.04]
  4. Lf1-g2 [+0.00] Lf8-e7 [+0.13]
  5. O-O [+0.08] O-O [+0.17]
  6. b2-b3 [+0.00] c7-c5 [+0.17]

Dit is jaren beschouwd als het beste antwoord op het Réti-systeem. De hoofdvariant gaat verder met 7.Lb2 maar ook 7.cxd5 en 7.e3 zijn bekende voortzettingen.

  1. Lc1-b2 [0.00] Pb8-c6 [0.13]

De plaats van het paard is bepalend voor het verdere verloop van de partij. Het alternatief is 7…b6 met het plan om Pbd7 te spelen.

  1. e2-e3 [0.00]

Speelbare alternatieven zijn 8.d3 en 8.cxd5

  1. ..b7-b6 [+0.08]

Zwart kan hier ook 8…d4; 8…Ld7 of 8…Da5 (idee van Boris Spasski) spelen

  1. Pb1-c3 [0.00] Lc8-a6 [+0.04]

Ruben gaf aan dat hij de loper daar beter vond staan dan op b7. Ik zou de voorkeur geven aan 9…Lb7 want op b6 verhinderd hij de ontwikkeling van wit niet en op b7 staat hij actiever.

  1. Dd1-e2 [0.00] Dd8-e7 [+0.10]
  2. d2-d3 [0.00] Ta8-d8 [0.00]
  3. Ta1-d1 [0.00]

Wit kan ook 12.e4?! proberen, Stockfish geeft een zeer licht voordeel voor zwart.

  1. ..Dd7-c8

De partij Nei-Balshow (Talinn 1973) gaat verder met 12…d4 13.exd4 Pxd4 14.Pxd4 cxd4 15. Pb1 en een gelijke stelling (15.Pe4 geeft wit een iets betere stelling, Nei)

  1. e3-e4 [-0.17] zie diagram 1

Diagram 1: stelling na 13.e4

  1. ..d5xe4 [0.00]

Zwart kan de stelling dicht schuiven met 13…d4 en dat wordt door Stockfish beoordeeld als iets beter voor zwart), maar wit krijgt tegenspel via dreigingen op de koningsvleugel.

  1. d3xe4 [0.00] Pc6-d4 [+0.04]
  2. Pf3xd4 [-0.08] c5xd4 [-0.17]
  3. Pc3-b5 [-0.17] La6xb5 [-0.08]

Zwart kan hier ook 16. ..e5 spelen want de pion op a7 kan niet genomen worden (17.Pxa7 Da8! 18.Pb5 Lxb5 19.cxb5 Dxa2 met voordeel voor zwart). Wit kan dan beter 17.f4 spelen met gelijke kansen.

  1. c4xb5 [0.00] e6-e5 [0.00]

Wit krijgt een dubbel pion maar heeft als compensatie het loperpaar en de open c-lijn

  1. Ta1-c1 [0.00] Dc8-d7 [0.00]
  2. Tc1-c6 [0.00]

Direct Dd3 gevolgd f4 kan ook maar na 19.Dd3 Pe8 20.f4 exf4 21.gxf4 is de koningsstelling van wit verzwakt (21.Txf4 kan niet vanwege 21…Lg5).

  1. ..Pf6-e8 [+0.22]

Na 19…Tc8 20.Tfc1 heeft wit ook een klein voordeel.

  1. De2-d3 [+0.04] Le7-c5 [+0.04]
  2. Tf1-c1 [0.00] a7-a6 [+0.08]
  3. a2-a4 [+0.01] a6xb5 [+0.04]
  4. a4xb5 [0.00] Pe8-d6 [0.00]

Nu leek het me tijd om het centrum van zwart aan te pakken.

  1. f2-f4 [0.00] Pd6-c8 [0.00]

Op 24…exf4? Volgt 25.b4! met voordeel voor wit

  1. f4xe5 [+0.04] Dd7-e7 [+0.08]
  2. b3-b4 [+0.10] Lc5xb4 [+0.04]
  3. Lb2xd4 [+0.08]

Het lijkt gevaarlijk om de loper in de penning te zetten maar dat valt mee. Ondertussen heeft wit een centrum pion van zwart veroverd in ruil voor de dubbel pion op de b-lijn.

  1. ..De7-d7 [0.00]
  2. Tc1-d1 [+0.04] zie diagram 2

Diagram 2: stelling na 28.Td1

Zowel na 28.T6c4 als 28.Tc7 staat zwart zelfs iets beter

  1. Tf8-e8 [+1.22]

Dit lijkt een logische zet want zwart brengt zijn toren in het spel en zet druk op de pion op e5, maar wit staat nu veel beter. Na 28…Pa7 had zwart gelijkwaardig spel gekregen zowel na 29.Tc4 als 29.Txb6 en 29.Tcc1.

  1. Lg2-f1 [+1.39]

Deze zet had zwart over het hoofd gezien. Door het dekken van de dame met de loper op f1 staat de loper op d4 niet langer in de penning en dekt daardoor de pion op e5.

  1. ..Dd7-b7 [+1.95]

Ook nu had zwart beter 29…Pe7 of 29…Pa7 kunnen spelen

  1. Dd3-c2 [+2.00]

De meest nauwkeurige voortzetting, na zetten als 30.Le3 Lc5 of 30.Lb3 Txd4 31.Txd4 Lc5 kan zwart nog proberen in troebel water te vissen.

  1. Db7-e7 [+2.68]
  2. e5-e6 [+2.35]

Na een aantal minder nauwkeurig zetten van zwart heeft wit het voordeel verder vergroot. Zwart kan de pion niet nemen want na 31…fxe6 volgt 32.Txe6 Dxe6? 33.Lc4! of nog sterker is 32.Tc7 Df8 33.Txg7+ ( en op 32…Td7 valt het paard met 33.Txc8).

  1. ..f7-f6 [+3.89]
  2. Tc6-c7 [+4.24] De7-d6 [+4.05]
  3. Tc7-d7 [+4.08] Dd6-f8 [+4.72]
  4. Ld4-e3 [+3.62]

Met 34.e5! had wit het zwarte bolwerk direct kunnen slopen, maar 34.Le3 is ook goed.

  1. ..Lb4-e7 [+3.94]
  2. Kg1-h1 [+3.31] zie diagram 3

Diagram 3: stelling na 35.Kh1

Een prachtige stelling, met een bord vol stukken kan zwart geen goede zet meer doen. Hij heeft geen enkele zet om zich los te maken uit de wurggreep. Elke zet kost materiaal of verzwakt de stelling. De loper kan niet verzet worden vanwege de dreiging Tf7. 35…La3 met het plan een vluchtveld voor de dame vrij te maken op b4, kan wit simpel weerleggen met 36. Db3. Het paard heeft geen velden want na 35…Pd6 volgt 36.T1xd6 Lxd6 en weer 37.Tf7. De torens kunnen geen kant op: 35…Txd7 36.exd7 met een vork en zwart verliest zijn paard. Elke pion zet is een verzwakking van de koningsstelling. De enige zet is nog 35…Kh8 en daarna zijn zware stukken verplaatsen over de onderste rij: Dg8, Tf8 en Tde8. Ondertussen zet wit zijn stukken op betere velden en houdt zwart in de wurggreep.

  1. ..g7-g5 [+4.74]
  2. Lf1-e2 [+5.63] zwaart geeft op 1-0

Dit bericht is geplaatst in club, training. Bookmark de permalink.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *